Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [18]Alrede zijt gij verzadigd, alrede zijt gij rijk geworden, [19]zonder ons hebt gij geheerst; en [20]och, of gij heerstet, opdat ook [21]wij met u heersen mochten! 18. Dat is, gij beeldt uzelven in dat gij nu gans gelukkig zijt, en dat u in geestelijke gaven niet meer ontbreekt, maar dat gij de volmaaktheid in alles hebt verkregen en boven alle anderen uitmunt, gelijk een koning in zijn rijk. Hetwelk de apostel verwijtenswijze zegt, om hen daarna door zijn voorbeelden de aanmerking van zijn ellendigen staat tot nederigheid te vermanen. Zie dergelijke Openb.3:17. 19. Dat is, zonder dat wij aan uwe heerschappij of inbeelding van heerschappij, rust en welstand, deel gehad hebben. 20. Namelijk inderdaad en waarheid. 21. Dit zegt hij, omdat iemand, die een ander bemint, daarover vrolijk is als het hem welgaat en als hij in alles voorspoedig is, en het geluk van den zodanige als zijn eigen acht.